Het kan me aan m’n reet roesten
Op de poli van het ziekenhuis leg ik mijn patiëntenpas onder het scanapparaat om mijzelf in te checken voor de afspraak die ik deze dag heb staan. Nou ja ‘pas’, het verdient het woord ’pas’ eigenlijk niet, want het is meer een vergaan geplastificeerd stukje papier. Dat is het na intensief gebruik geworden, maar veel beter was hij in nieuwstaat eigenlijk ook niet. Bij het scannen van het pasje is het eigenlijk altijd hetzelfde liedje; meestal pas na 3 foutmeldingen lukt het om in te checken.
Na het inchecken ‘scan’ ik altijd de wachtkamer. Dat houdt in: even loeren naar de medepatiënten en kijken of er nog een zitplaats is die zo ver mogelijk verwijderd is van de medemens, tenzij ik een appetijtelijk mansoort in het vizier heb, dan wil ik weleens/soms/meestal/altijd een uitzondering maken.
Het is de wachtkamer van een poli waarvan ik eigenlijk nog steeds niet weet welke specialismen er allemaal zitten. Ik heb altijd het idee dat het een ratjetoe van alles is. Tot nu toe heb ik nog geen enkele behoefte gehad om mij er verder in te verdiepen.
Ik ga zitten op de plek waar ik eigenlijk altijd ga zitten, want zo’n gewoontedier ben ik wel. Ik wil op de bank zitten én ik wil een tafeltje voor mijn neus. Een tafeltje waar ik dat ene bekertje thee neerzet dat ik áltijd drink, voordat ik word gehaald voor mijn afspraak.
Vanaf mijn zitplaats observeer ik de boel. In zo’n wachtkamer valt er vaak zoveel te zien. En nog meer te horen. Zo ook vandaag.
Naast mij zitten drie mensen. Ik kijk aandachtig om er snel achter te kunnen komen hoe het zit. Ik heb ‘m snel door; het gaat om een man, zijn vrouw en hun dochter. De man en vrouw zijn niet meer de jongsten.
Binnen één minuut verklapt de man met zijn gedrag al dat het om hem gaat, dat hij de hoofdrolspeler is, de patiënt.
De man is aan het woord en hem negeren is godsonmogelijk. Hij schaamt zich niet voor zijn verhaal, want met een luide stem gooit hij bijna zijn hele levensverhaal door de wachtruimte. Zijn verhaal is hoogstwaarschijnlijk bedoeld voor zijn vrouw en dochter, maar de hele wachtkamer mag ervan meegenieten.
“En toen keken ze naar mijn anus en ontdekten ze het probleem. Pijn dat het deed. Poeh, het is niet niks hoor allemaal. Het probleem zit echt aan de binnenkant. Je weet wel, wat dieper vanbinnen. Ze lieten het zien. ”
Ik denk: “Zei hij nou ‘poeh’ of zei hij ‘poep’?”
“En ik moet het allemaal maar ondergaan, alsof het allemaal normaal is. En dan moet ik vaak ook nog lang wachten. En al die artsen die maar van alles vertellen. Weet je wel hoe vervelend dat is? Man, man, man, nee het is echt geen feest hoor. En dan lig je daar zo. Dat is zwaar. Nee, mensen hebben geen idee wat het met mij doet”.
En op zo’n moment wacht ik altijd nog even op de ‘waarom ik’ uitspraak.
“Het is allemaal zo oneerlijk dit”
“Ja, kom maar door” denk ik.
“Het is allemaal ellende. Waarom moet mij dit nou weer overkomen?”
Yes! Daar was hij al, dé opmerking waarvan ik ga steigeren.
“Waarom een ander?” denk ik altijd als iemand weer eens zo’n uitspraak doet.
“En toen sprak ik ook de nefroloog en die had allemaal rotberichten”
Ik spits mijn oren, want over ‘wie wie wie’ heeft deze man het? Het doet er natuurlijk niet toe, maar nieuwsgierige aagjes zoals ik zijn altijd benieuwd naar andermans mening over artsen die ik zelf ook ken..
“Die arts zei dus dat ik aan de dialyse moet, drie keer per week. Ik ga hem dus vertellen dat dat mooi niet doorgaat”
Hem dus. Zoals bij het spel ‘Wie ben ik’ klap ik denkbeeldig alle vrouwelijke nefrologen die ik ken op het speelbord naar beneden. Die zijn het dus niet.
“Nee, belachelijk dat ze denken dat ik drie keer per week ga dialyseren, ik kan natuurlijk helemaal niet. Ik moet gewoon werken, dus ik ga regelen dat ik ga wanneer het mij uitkomt”
Ik denk meteen: “Wanneer het mij uitkomt?”
Deze arme man zit overduidelijk nog in de ontkenningsfase. Dialyse is geen keuze, helaas.
De vrouw en dochter van deze man zijn verdacht stil. Of is het, omdat ze de kans niet krijgen om iets te zeggen?
“Rita, weet je trouwens dat Tante Wil vorige week jarig was? En Doortje was daar op bezoek en die is dus oma geworden. Ik hoorde dat ze zo blij is. Ik gun het haar hoor, maar als ik denk aan waar ik allemaal doorheen moet, dan vind ik het allemaal wel vervelend om te horen”.
“Oh en gisteren heb ik trouwens walnoten gekocht. Zo’n grote zak. Die waren in de aanbieding. En daarna heb ik nog van die dingen gekocht, ja gut, hoe heten ze nou?”
“Ben, ik ga even naar het toilet” hoor ik zijn vrouw zeggen.
Ik vermoed dat ze helemaal niet naar het toilet moet, maar alleen even moet ‘luchten’.
Als ze terugkomt hoor ik mijn buurman zeggen: “Rita, ging het goed op het toilet?”
Vol verbazing draai ik mijn hoofd naar ze om. Heb ik zojuist gehoord wat ik denk te hebben gehoord? Ik ben zo benieuwd naar de gezichtsuitdrukking en reactie van ‘Rita’. Maar het blijft stil. Ik denk, omdat dit voor haar geen uitzonderlijke vraag is.
“Pfff, het duurt wel lang hè, voordat de arts komt? Het onderzoek zal wel weer tegenvallen, want tja, bij mij gaat altijd alles fout. Ik heb trouwens ook zo’n pijn. Ik zal wel weer pillen moeten slikken. Dat kan er ook nog wel bij die rotzooi”
“Pap?” En ‘pap’ kijkt zijn dochter aan. “Pap, denk je niet dat het tijd wordt dat je eens met een psycholoog gaat praten? Je snapt toch ook wel dat wij je gezeik zo onderhand meer dan zat zijn?”
BAM! Het is plotseling muisstil naast me. ‘Goed plan dochter van Ben’ denk ik in mijzelf.
Op dit moment hoor ik dat iemand mijn naam zegt in de wachtkamer. Ik ben aan de beurt. Ik sta op en loop naar de medisch psychologe die mij riep.
Ik kijk nog even achterom, naar mijn ‘buren’. Terwijl ik verder van ze wegloop denk ik met toch behoorlijk wat medelijden: “Nou Ben, jouw afspraken neem ik niet graag over, maar ik zou je mijn afspraak met liefde schenken. Jij hebt ‘m denk ik harder nodig dan ik vandaag”.
Maar weet je lieve Ben dat velen als patiënt een beetje zijn zoals jij? Daar ben ik de afgelopen 15 jaar wel achtergekomen.
Het is inderdaad ‘niets niks allemaal’. Alleen gaat iedere patiënt er op zijn of haar eigen manier mee om.
Ik snap het volkomen Ben, want ik kom daar immers ook niet voor een manicure bij de medisch psychologe.